Opinie

Joshua Livestro valt tot een dieptepunt in de Culture Wars

04-06-2017 13:05

“De welbekende politieke correctheid. Die is uiteraard ook een product van een elite-samenzwering, ditmaal die van het ‘cultureel marxisme’, een academische stroming die tot doel zou hebben de westerse cultuur te vernietigen door haar belangrijkste begrippen zo te herdefiniëren dat ze alle traditionele waarde verliezen. Dit is een door Anders Breivik berucht gemaakte theorie, in Nederland gepopulariseerd door Sid Lukkassen, historicus en VVD-raadslid in Duiven.”

Het is onduidelijk wat ernstiger is. Dat Joshua Livestro dit schreef of dat de Volkskrant het publiceerde.

Toen ik het las was ik aanvankelijk niet van plan te reageren. Livestro haalt uit naar mensen die veel bekender zijn dan ik, zoals Thierry Baudet en Wierd Duk, en die dus ook vanuit sterkere posities kunnen antwoorden. Livestro shopt uit hun meest extreme statements; hij kiest uitspraken die in totaal andere debatcontexten zijn gedaan, en suggereert dan dat er wordt opgetrokken als één gesloten linie. Ook haalt hij complotgedachten aan. Door daarop te reageren zou ik mezelf associeren met alles wat hij aanvalt. “Laat het gaan”, dacht ik.

Gevaarlijk precedent

Maar toen besefte ik me dat hier iets veel ergers gaande is dan een man die zomaar zijn mening geeft. Deze vergelijking is namelijk zó extreem, dat het de journalistieke vrijheid overstijgt. Staat Livestro stil bij de consequenties die dit kan hebben? Wij gemeenteraadsleden krijgen soms veel over ons heen in het debat rond o.a. asielzoekerscentra, waarbij zowel voor- als tegenstanders zich roeren. Dit maakt een vergelijking met Breivik een lont in een kruitvat. Hiermee is Livestro echt over een grens gegaan.

Allereerst is het zo dat mijn uitspraken over cultuurmarxisme zijn gedaan binnen debatten met een academisch karakter. Dat was bijvoorbeeld het geval bij Leo Lucassen. Over hem kan ik enkel loffelijk zijn; we waren beiden bewapend met feiten en manieren. In contrast daarmee is de aanpak van Livestro extreem laag-bij-de-gronds. Het precedent dat Livestro rond een volksvertegenwoordiger schept is dermate ernstig dat ik met dit artikel twee doelen stel.

Ten eerste om de gevaarlijke vergelijking van Livestro te weerleggen door het verschaffen van de juiste achtergrond. Ten tweede wil ik me uitdrukken in mijn eigen termen, om te voorkomen dat mijn begrippen verder uit hun verband worden gerukt in de nasleep van het nu ontketende debat.

Academische inbedding van dit debat

Cultuurmarxisme is een samenklontering van denkpatronen die wortelen in noties van klassenstrijd, schuldbewustzijn en counterculture. Derk Jan Eppink gebruikte het concept cultuurmarxisme bijvoorbeeld al in 2001 in The Wall Street Journal; hij hanteert dit concept wel vaker om het linkse discours te analyseren en de rol van cultuur- en identiteitspolitiek daarbinnen. Dit was voor Livestro nooit een belemmering om met Eppink te pronken toen hij Jalta lanceerde en promootte.

Wat betreft de feiten wijs ik er op dat mijn boek Avondland en Identiteit (2015) ook volgens NBD Biblion een academisch werk is en dat het onderwerp ‘cultureel marxisme’ reeds een academisch debat was vóórdat Breivik zijn manifest openbaarde. In 1996 kwam in de gerenommeerde Encyclopedia of Social and Cultural Anthropology een lemma ‘Cultural Marxism’ voor, geredigeerd door Dr. Jonathan Spencer van het departement antropologie aan de Universiteit van Edinburgh. Zie ook bijvoorbeeld het boek Conversations on Cultural Marxism (2007) door zelfbenoemd marxistisch cultuurcriticus Fredric Jameson.

Livestro en zijn dwaalleer stropop

Livestro probeert uit de door hem bijeengeschraapte citaten een dwaalleer te distilleren: “De veronderstelling dat je subjectieve intenties kunt afleiden uit objectieve gebeurtenissen.” Als gepromoveerd academicus weet ik dat hij zich hier begeeft op het domein van de epistemologie, de kenleer. Hierbij wijs ik hem op het hoofdstuk ‘De epistemologische wortels van cultuurmarxisme’, deel van Avondland en Identiteit. Het is mijn bewijsvoering dat een rationele kennisgeving van de objectieve werkelijkheid moet prevaleren boven subjectieve intenties en waarheidsrelativisme. Als adviseur van de rechtspopulistische Sarah Palin – wat Livestro (opportunistisch?) wegliet in zijn bio bij Volkskrant – weet hij subjectieve intenties als geen ander te bespelen.

Muziekcultuur als voorbeeld

Het frame dat Livestro op mijn werk plakt, doet namelijk het humanistische verheffingsstreven teniet dat aan Avondland en Identiteit ten grondslag ligt. Het wijst juist op de schadelijke uitwerking van de slachtoffercultus op de meest kwetsbare lagen van de samenleving. Niet alleen deed afhankelijkheid van de overheid de emancipatie van deze lagen schade; ook werkt bijvoorbeeld de taboestelling van masculiniteit negatief door in die maatschappelijke lagen waar mannelijke voorbeeldfiguren het hardst nodig zijn. Het alternatief was bijvoorbeeld gangsterrap met een nihilistische masculiniteit waarop, omdat dit genre niet tot het ‘blanke’ cultuurcanon behoorde, de linkerkant van het spectrum geen kritiek durfde te geven. Dit weet ik omdat dit de mainstream MTV-TMF jeugdcultuur was waarin ik opgroeide.

De gekte rond deze muziekcultuur en het taboe op masculiniteit werkt vandaag nog steeds door. Zo werd zanger Robin Thicke door feministen geterroriseerd omdat zijn nummer Blurred lines de tekst “I know you want it” bevat. En dus een verkrachtingslied is. Het lied Bang Bang waar Nicki Minaj haar seksualiteit aanbiedt en dezelfde zin gebruikt is plots een icoon van feministische zelfbevestiging. Want doorbreekt het taboe op ‘slut shaming’. Al deze schermutselingen nu bekend als culture wars gaan uiteindelijk terug op dezelfde bron: het cultuurmarxisme.

De ‘elite’ is juist weinig bezig met ideologie

Nogmaals: cultuurmarxisme is géén complot, zoals Livestro het stelt, uitgevoerd door een schimmige elite. In De Democratie en haar Media (2017) betoog ik nu juist dat er in Nederland geen ideologisch gedreven elite is. En dus ook geen cultuurmarxistisch gedreven elite. De elite die we vandaag hebben is juist post-ideologisch: politieke ideologie wordt voortdurend bijgewerkt om aan te sluiten op opiniepeilingen. Meer dan ideologie zijn korte lijntjes met het bedrijfsleven bepalend voor de scouting van verkiesbare kandidaten.

Voor onze postmoderne elite geldt: “waar is dat wat werkt”. In de praktijk is de uitwerking dat het draaiend houden van ambtelijke molens vaak bepalender is dan verkiezingsprogramma’s. Wellicht verklaart de ideologische leegheid van de politieke elite de oplaaiende culture wars binnen het maatschappelijk middenveld.

Niettemin heeft cultuurmarxisme invloed. Dat heeft alles te maken met de inbedding van dit gedachtegoed in het maatschappelijk middenveld en in de cultuur. Als mensen makkelijk te manipuleren zijn met zielige beelden van een verdronken peuter, om een voorbeeld te nemen, spinnen NGO’s die zich inzetten voor vluchtelingen hier garen bij. Idem dito voor het thema “klimaatvluchtelingen”. Cultuurmarxistische beginselen beantwoorden enerzijds aan een individuele behoefte tot profileren “ik zet me in voor zwakkeren en minderbedeelden”, en sluiten anderzijds goed aan op een protestantse achtergrond. De koloniale geschiedenis staat hier voor een zondeval, waarbij men dorst naar boetedoening om te kunnen worden ‘verlost’.

Frankfurter Schule

Wie meent dat het cultuurmarxisme en het verband met de Frankfurter Schule een complottheorie is, hoeft enkel een boek te lezen van de onverdachte academicus John Abromeit. Max Horkheimer and the Foundations of the Frankfurt School (2011). Horkheimer schrijft namelijk over Friedrich Pollock – de directeur van de Frankfurter Schule die nauwe banden onderhield met de Sovjet-Unie. Pollock onderzocht de planeconomie en vierde in 1927 de tiende verjaardag van de Oktoberrevolutie in de Sovjet-Unie. Erich Fromm vermeldt zelfs dat de Frankfurters deze studie bewust wegmoffelden omdat het document erg pro-communisme was: als de studie bekend was geworden had dit de uitwijking naar de anti-communistische Verenigde Staten kunnen bemoeilijken.

Sowieso weet elke historicus dat de zin of onzin van een ‘complottheorie’ vaak pas jaren naar dato definitief kan worden vastgesteld. Neem nu de uiteindelijk bevestigde rumoeren die in de Koude Oorlog rondgingen over raketsilo’s in Groenland en ondergrondse Navo-bunkers. In ieder geval blijf ik zelf graag weg van speculaties over neem nu MH17. Maar ik ben wél geschrokken toen een minister als Wolfgang Schäuble in een interview over migratie letterlijk de biologie erbij haalde en zei dat immigratie nodig is om inteelt te voorkomen.

Het zijn echt niet alleen ‘rechtse complotgekkies’ die zich vervreemd voelen bij deze uitspraak; Leo Lucassen verwierp de uitspraak als ‘onzin’. Maar door de wijze waarop Livestro het debat framed worden de mensen die deze zorgen delen in de hoek van complotgekkies geduwd. Hoe onproductief zijn strategie is, bleek wel bij diverse verkiezingsuitslagen: in het stemhokje halen mensen alsnog hun gram. Livestro zou dit moeten weten – hij zette in op: [1] Sarah Palin, [2] ‘ja’ voor het Oekraïne-verdrag, [3] Bremain zou het worden, en daarna [4] Hillary Clinton. Maar liefst vier maal (!) bakzeil.

Morele oproep ongeloofwaardig

Qua opbrengst staat hij met lege handen; het enige dat hem resteert is een moreel appèl. Een goede conservatief houdt vol dat “bij een juiste individuele vorming de krachten van het verval kunnen worden getemd”, aldus Livestro. Maar met zijn loeilinke Breivik-vergelijking schiet hij tekort aan de maatstaf van nobele zelfverbetering die hij voorschrijft; zelfs zijn appèl blijkt ongeloofwaardig.

Onderaan de streep heeft hij maar één punt; dat ik inderdaad een onheilspellende toekomstvisie heb omschreven. Maar ik heb deze ook academisch onderbouwd en op dat punt slaat hij de plank weer totaal mis.

Livestro benadrukt enkel de etnische spanningen in Europa: hij noemt concreet Merkels ‘Wir schaffen das’ en de islamitisch-gemotiveerde aanslagen in Parijs. Minstens zo riskant zijn het worden opgeleid voor banen die straks niet meer bestaan, de ontkoppeling van arbeid en zelfidentificatie, het loskoppelen van kapitaalstromen en lokaliteit, het krimpen van de middenklasse tegelijk met de stijgende lasten die meekomen met een vergrijzende bevolking. Precies omdat ik mijn zorgen over de uitwerking van dit alles op sociale mobiliteit uitvoerig heb omschreven, zie ik mezelf niet staan in dezelfde ‘rechtse tent’ als Livestro.

Conclusie

Het liefst strijd ik met open vizier: met bronnen en feiten en de argumenten van de tegenstander serieus nemend. Dat heb ik als filosoof zo geleerd en zo leer ik het ook aan anderen. Wat moeten mijn studenten wel niet denken als ze deze demonische vergelijking lezen? Wat Livestro doet – iemand met een publieke functie op één lijn stellen met een terrorist – komt neer op karaktermoord. Zeker in een situatie waar politieke ambten zo gepolariseerd zijn als vandaag.