Achtergrond

‘Sta je dan tussen de stervende kinderen van 6 à 8 jaar oud’

04-06-2015 13:01

HuffingtonPost publiceerde afgelopen week een serie over ‘mental health in the newsroom’, waarin onder meer human-rights reporter Mac McClelland wordt opgevoerd. Zij liep een Post Traumatisch Stress Syndroom op terwijl ze het aardbevingsgebied in Haïti bezocht. Volgens McClelland is dit deels te wijten aan de harde wereld van de journalistiek, waarin weinig ruimte zou zijn voor een stukje empathie of sociale controle. ThePostOnline belde enkele Nederlandse oorlogsverslaggevers om te vragen hoe zij met hun traumatische ervaringen omgaan en welke rol er is weggelegd voor de professionele omgeving.

Heb je persoonlijk last van de dingen die je hebt gezien en meegemaakt, bijvoorbeeld in de vorm van PTSS?

Arnold Karskens
Oorlogsverslaggever:

“Ik heb gelukkig geen last van een PTSS. Wel soms kort van herbeleving, ingrijpende dingen die ik heb meegemaakt en teruggekomen in mijn dromen. Zo ben ik ooit in Uganda neergestort met een helikopter en een keer bijna doodgeschoten in Bagdad, dat blijft je wel bij. Een oorlogsgebied is toch een soort hogedrukpan. Vergelijk het met een coureur die in een Formule 1wagen op Zandvoort scheurt en vervolgens vol adrenaline weer de gewone weg oprijdt. Ik denk wel dat hoe meer ervaring je hebt, hoe minder gevoelig je daarvoor wordt.”

“Uiteindelijk kiezen journalisten er zelf voor om naar Syrië te gaan, dan moeten ze achteraf ook niet piepen. Je weet wat je gaat zien en kunt je goed voorbereiden, dat is heel wat anders dan wanneer je bijvoorbeeld thuis een overval meemaakt. Ik geloof niet in trauma’s na het zien van lijken, maar pas wanneer je eigen leven in gevaar is geweest en je zelf in een hulpeloze situatie hebt gezeten. Wanneer je bijvoorbeeld bent ontvoerd.”

 

Lex Runderkamp
Oorlogsverslaggever:

‘Ik voldoe aan het cliché door te ontkennen dat ik ergens last van heb’

“Ik voldoe aan het cliché door te ontkennen dat ik ergens last van heb. Die overtuiging heb ik ook écht, maar het schijnt met PTSS zo te werken dat de klap pas later komt. Journalisten zitten op dit gebied altijd in de ontkennende modus. Ik bescherm mezelf met de standaardgedachte dat ik nergens verantwoordelijk voor ben en de problemen ook niet op kan lossen. Schreeuwen en fel discussiëren heeft ook geen  zin. De reden waarom ik naar oorlogsgebieden ga, is omdat ik wil laten zien wat er gebeurt. Natuurlijk word ik ook geraakt door wat ik zie, maar ik ben daar om het eerlijke verhaal te vertellen.”

“Oorlogsjournalistiek is door de jaren wel heen behoorlijk veranderd. In Joegoslavië sprak je met partij A en vervolgens met partij B, vaak hielpen ze je vervolgens nog over de frontlinie heen. Met name in Syrië zie je nu dat journalisten een doelwit zijn geworden. De media maken onderdeel uit van strijd en propaganda. Het feit dat je voortdurend bezig moet zijn met overleven maakt het werk een stuk stressvoller. Je vraagt je bij alles wel zes keer af of je er goed aan doet. Kan ik vannacht slapen in Aleppo? Rijden we niet op een roadblock van IS? Eén fout kan je je leven kosten.”

“Tijdens één van mijn eerste trips in Afghanistan, nog voordat de Taliban daar zat, stond ik bij een ziekenhuis waar plotseling heel veel gewonde kinderen werden binnengebracht. Wat bleek, er was een mortier ontploft op een schoolplein. Sta je dan tussen de stervende kinderen van zes, acht jaar oud. Dat beeld zal ik nooit vergeten. Het is voor mij dan heel belangrijk dat ik reportages kan maken en zo mijn verhaal deel. Stel ik zou als hulpverlener hetzelfde zien en dat later moeten vertellen, dat zou ik denk ik een stuk moeilijker vinden.”

 

Harald Doornbos
Oorlogsverslaggever:

“Logischerwijs is er angst op het moment dat er iets gevaarlijks gebeurt, maar verder heb ik geen slapeloze nachten en sta ik ook niet vanaf m’n zolderraam met een sluipschuttersgeweer op fietsers te mikken. Maar zonder gekheid: als journalist ga je zelf naar gevaarlijke gebieden, dan moet je achteraf niet zeuren. Bovendien zit geen enkele journalist 365 dagen per jaar en 24 uur per dag in een oorlog, dus als je het afzet tegen wat de plaatselijke bevolking meemaakt dan valt het allemaal nog wel mee.”

“De angst om gekidnapt te worden is wel gegroeid de afgelopen jaren. Dat idee is eng en daar lig ik wel eens wakker van, maar het is niet zo dat het mijn dagelijks leven beïnvloed of dat ik niet meer kan lachen. Vroeger kon je je in een oorlogsgebied nog wel een verkeerde afslag permitteren, maar tegenwoordig in Syrië ben je gewoon weg als het verkeerd gaat.”

“In Syrië ben ik eens embedded met gematigde rebellen meegegaan en stuitten we op een checkpoint van Al Qaeda. Ik zat helemaal ingepakt achterop een truck, zodat ze me niet zouden herkennen. Toen ben ik echt tien jaar ouder geworden, holy shit. Dat soort spanning heb ik helemaal niks mee, als het dan misgaat is je leven gewoon klaar.”

 

Jeroen Oerlemans
Fotograaf, werd samen met John Cantlie ontvoerd in Syrië.Cantlie werd later nogmaals gepakt en is momenteel nog altijd gevangen door IS:

“Ze zeggen dat PTSS na zeven jaar pas inkickt. Ik heb tot nu toe nergens last van, onder meer omdat ik nooit heb toegegeven aan mijn angst en in een vroegtijdig stadium contact heb gezocht met een psycholoog. Natuurlijk is mijn verhaal heftig, maar ik heb geen ongelooflijk ernstige dingen meegemaakt.”

“Uiteindelijk is dit beroep een keuze en kun je van te voren een voorstelling maken van wat er kan gebeuren. Maar natuurlijk realiseer ik me ook dat ik erg veel geluk heb gehad en weet ik ook in wat voor hel John momenteel leeft.”

“Qua verwerking schijnt het ook te helpen dat we actief hebben geprobeerd te ontsnappen, dat we het niet zomaar hebben ondergaan. Net als meisjes die aangerand worden en zich dan verzetten, schijnt dat enorm te helpen in het verwerkingsproces.”

 

Ester Meerman
Freelance journalist in Caïro:

“Volgens mij heb ik nergens last van, maar wat ik van collega’s begrijp kan dat later nog komen. Ik heb al zeker anderhalf jaar niet meer met mijn voeten in het bloed gestaan, kom niet meer in een veldhospitaal waar mensen op de grond dood liggen te gaan.”

‘Ik hoef niet naast een moeder te staan die voor het eerst haar dode kind gaat zien’

“Wel houd ik bij mezelf goed in de gaten of ik geen klachten heb. Ook houd ik mezelf vaak een beetje voor de gek als ik hele erge dingen zie. Doe ik net alsof de lijken maar poppen zijn, om het een beetje op afstand te houden. En ik trek voor mezelf ook wel een grens, ik hoef niet naast een moeder te staan die voor het eerst haar dode kind gaat zien. Anderen staan daar bovenop en maken de mooiste foto’s, maar van mij hoeft dat niet zo. Toch een stukje zelfbescherming.”

 

Is er in het verwerkingsproces wat jou betreft een belangrijke rol weggelegd voor je professionele omgeving, die bijvoorbeeld behaalde symptomen van een verslaving of trauma kan herkennen?

Karskens: “Nee, daar geloof ik niet in. Van je collega’s moet je het nooit hebben. Er zijn voldoende zielenknijpers, je moet het zelf doen, zelf je weg daarin vinden en eventueel stappen ondernemen. Er bestaat een geromantiseerd dat veel journalisten drinken, maar ik ken er persoonlijk meer die niet drinken dan wel. Veel mensen die zogenaamde trauma’s oplopen in oorlogsgebieden of het zien van een land na een aardbeving, terwijl ze zelf geen huis of familieleden hebben verloren, hadden al bepaalde psychische klachten voordat ze vertrokken en wijten het achteraf aan hetgeen ze hebben gezien.  Ze staan wellicht graag in de belangstelling. Ik zeg altijd: ‘If you can’t stand the heat, stay out of the kitchen’.

Runderkamp: “Alle medewerkers bij de NOS die naar ‘iets moeilijks’ gaan, of dat nou een oorlog is of een grote ramp, krijgen de mogelijkheid om met gespecialiseerde mensen te praten. Ik doe dat één keer per jaar, ook omdat ik argwanend ben naar mezelf. Ik dénk dat ik nergens last van heb, maar helemaal zeker weten doe ik het natuurlijk niet. Gelukkig zeggen die mensen ook elk jaar tegen mij: ‘je klinkt gezond, ga maar door’. Verder heb ik het idee dat er geen taboe op heerst, op de redactie wordt openlijk over angsten gesproken. Ook de hoofdredactie trekt mij steeds vaker aan mijn mouw, nu alsmaar duidelijker is geworden dat journalistiek een dodelijk vak kan zijn.”

‘De ellende is hier onderdeel van mijn wereld, een vanzelfsprekendheid’

Doornbos: “Journalisten zijn een soort vissers. Als ze elkaar zien dan gaan ze ouwehoeren en blijkt de ene vis die ze gevangen hebben nog groter te zijn dan de ander. Het is een soort uitlaatklep om elkaar te vertellen wat voor geweldige dingen we doen. Sommige journalisten uit het Westen vliegen voor twee weken naar een oorlogsgebied en moeten dan weer terug naar huis. Dan kun je wel op onbegrip stuiten als je twintig keer bijna aan de dood bent ontsnapt en jouw omgeving zich druk maakt om de spaarpunten van de Albert Heijn. Ik woon sinds 1993 op de Balkan en in het Midden-Oosten, de ellende is hier onderdeel van mijn wereld, een vanzelfsprekendheid.”

Oerlemans: “Ik bestrijd wat McClelland zegt. Volgens mij is er qua trauma’s en taboes juist het afgelopen decennia enorm veel veranderd. Welke cursus je ook volgt, je wordt helemaal plat geluld over hoe om te gaan met PTSS. Net zo lang tot je op een gegeven moment denk: zullen we het nu over mijnen en granaten gaan hebben?”

“Journalisten weten dat ze in een gevarenzone zitten. Mocht je ergens last van krijgen, dan moet je zelf ook iets in gang zetten. Maar elke collega die je belt met je verhaal of problemen zal je proberen te helpen, daar ben ik van overtuigd.”

Meerman: “Ik vind wel dat je als collega’s een bepaalde verantwoordelijkheid hebt richting elkaar. Na een heftige dag gaan we hier vaak bier drinken met collega’s. Iemand die van plan is direct naar huis te gaan en daar vervolgens naar een muur gaat staren, wordt toch even meegetrokken de kroeg in. Dan praat je met elkaar en is het oké. Maar ook bijvoorbeeld een tolk met wie je hebt gewerkt, laat je niet zomaar gaan.”