Media & TV

In mediaquotes: Pinkpopbaas Jan Smeets

26-02-2015 14:24

Gisteren maakte Pinkpop-organisator Jan Smeets het programma bekend van de editie van het muziekfestival dat plaatsvindt van 12 tot en met 14 juni. De man uit Limburg kwam met namen als Counting Crows, Muse, Faith No More en Gavin James terwijl Anouk, Robbie Williams en Pharrell Williams al bekend waren. Daarom vroegen we ons af: wat vindt Jan Smeets eigenlijk…?   

 

…van 2005:

“Dat was echt een rampeditie ja, en dat trek ik me mezelf nog het meeste aan. Er was geen goed programma te krijgen. Pinksteren viel extreem vroeg, er zat een veel te groot gat tussen Pinkpop en Rock Am Ring. We kregen geen acts, maar Pinkpop verplaatsen? No way! Stond ik daar in Paradiso met slechts 21 namen. ‘Waar is de rest?’, vroegen de media zich af. ‘Ja ja mensen, daar wordt hard aan gewerkt.’ Toen begon iemand op een site over Maxi Priest; ‘waarom staat die kutband er al weer?’ Bleek al de vijfde keer. Media namen dat over en er ontstond een sfeer van Pinkpopje pesten. Ik heb overwogen om te stoppen toen, ja eerlijk. Na 2005 hebben we een groter programmabudget beschikbaar gesteld. Inmiddels zitten we boven de vier miljoen euro. Ach, achteraf zijn we slechts twee keer onderuit gegaan; in 1985 en 2005. Dat is niet veel in veertig jaar tijd. Feyenoord heeft vaker verloren.”

 

…van de legendarisch dronken Shane MacGowan:


Daar kan ik dus niet van genieten, nee, ik baal daar enorm van. Ik wil dat de goegemeente positief blijft over popmuziek, dat is mijn missie. Het zal wel mijn zwanenzang worden, maar ik zet me al tientallen jaren in voor de emancipatie van popmuziek. Er wordt miljoenen van ons geld gestoken in zogenaamd keurige klassieke muziek. Maar weet je waar ze het in de opera over hebben? Over bigamie bijvoorbeeld, dat is toch ook één grote hoererij! De mensen die daar van houden gaan wel zeuren over de zogenaamd schadelijke of onfatsoenlijke tekst van een popliedje. Of over drugsgebruik. Nou, ik durf keihard te stellen dat er bijna geen drugs worden gebruikt op Pinkpop. En gerookt wordt er ook niet meer dan normaal. We hebben een zero tolerance-beleid. Is ons opgelegd, maar ik sta helemaal achter die principes. Ik ben zelf nog nooit dronken geweest, heb geen drugs gebruikt, rook niet. Van mij mogen ze zo een algeheel rookverbod instellen zodat er ook op Pinkpop niet meer gerookt mag worden.”

Soundsmagazine.nl, 2012
…van de media:

“In Nederland kennen we geen nuances meer. Je moet kampioen zijn, een wereldrecord breken of uitverkocht zijn, anders ben je een loser. Vorig jaar hebben we een fantastisch festival gehad, maar ‘gewoon’ een goed festival organiseren is niet meer genoeg. NRC was heel negatief, schreef dat er alleen voorspelbare bands en ongevaarlijke tienerpop te horen waren.
De Amsterdamse grachtengordel is geen fan van Pinkpop, ook de Volkskrant niet. Blijf thuis, denk ik dan, stuur een ander. Er waren geen opwindende heavy-metalacts te boeken inderdaad en Kings of Leon raffelde de set af. Maar daar kan ik toch niks aan doen? Mijn medewerkers zeggen vaak: Jaháán, ga erboven staan, het is één man die het schrijft. Maar ja, zo werkt het nu eenmaal bij mij. Ik heb het al vaker gezegd, maar de woorden die ik voor dat soort recensenten heb, wil ik best nog eens herhalen: weet je wat jij moet doen? Heb jij een spiegel thuis? Ja? Ga daar maar eens in kijken en zeg tegen jezelf: waar haal ik het lef vandaan om hier kritiek te hebben terwijl ik zelf in mijn leven niks heb gepresteerd?”

 

…van zichzelf:

“Ik vind mezelf eerder nederig dan ijdel. Wel mag ik op Pinkpop graag in een hoekje staan en denken: dat heb ik toch allemaal weer gedaan, zij het natuurlijk samen met tien man vaste staf op kantoor, 120 leidinggevenden en een paar duizend medewerkers. Zó bescheiden ben ik nu ook weer niet. Waarom ik altijd zelf een openingspraatje houd? Niet omdat ik zo nodig het hoofdpodium op moet. Het had altijd al iets gênants, maar met de leeftijd is het ongemakkelijker geworden. Als ik mezelf achteraf terugzie denk ik elk jaar weer: o nee! Zeker het afscheidswoord op maandagavond, dat klínkt gewoon niet; een combinatie van emotioneel zijn en onduidelijk spreken, ik ben geen Mart Smeets. Ik richt me altijd op twee of drie gezichten in het publiek en steeds vaker liplees ik dingen als fuck off. Vroeger begon ik in zes, zeven talen met goedemorgen. Tegenwoordig weet ik niet hoe snel ik moet roepen dat ik geen presentator ben en het dus overlaat aan échte presentatoren.”

Volkskrant, 2014