Recensie

Het zwarte jaar van Zwarte Piet

07-07-2014 14:42

 

Piet, piet, zwarte piet, ben je het of ben je het niet?

Na de vijfde van december, hoor je niet bij de kalender.

Iedereen die jou nu ziet, roept meteen van: Piet, Piet, Piet?

Ben je het of niet?

 

In 1972 bracht de NOS een musical van Mies Bouhuys uit getiteld Het zwarte jaar van Zwarte Piet, met bijrollen voor Mies Bouwman en Piet Römer. In de hoofdrol niemand minder dan Hans Dagelet als Pedro, de Zwarte Piet. Na het Sinterklaasfeest besluit Pedro in Nederland te blijven, maar aansluiting vindt Pedro niet bij de ongastvrije Nederlanders. Het kinderfeest is immers voorbij en na vijf december heeft een kleurling als hij in Nederland niets te zoeken.

Extreem-averechtse werking

In tegenstelling tot wat Mies Bouhuys beoogde zijn de reacties op Pedro van de uitsluitend witte Nederlanders in de film best voorstelbaar. Dagelet speelt een door instincten gedreven primaat, iemand die als werknemer welwillend aangenomen wordt, maar het steeds weer eigenhandig verprutst. Zo werkt hij kort als schoorsteenveger, maar krijgt de intense behoefte om pakjes door de schoorstenen te gooien en wordt meteen ontslagen.

Doordat Pedro volgens Mies Bouhuys door zijn natuur weinig snapt wordt ook zijn tweede baantje een flop. In een bakkerij laat hij de taaitaaipoppen aanbranden, dit tot grote woede van de bakker, die hem evenals de vorige werkgever op staande voet ontslaat. Geen gekke gedachte van de bakker, want een medewerker als Pedro zorgt alleen maar voor ellende.

Het orakel Mies Bouwman

Pedro gaat vanaf het begin van de musical steeds te rade bij Mies Bouwman die immens populair is en dus iedereen kent die er in Nederland toe doet. Als iemand Pedro aan een baan kan helpen is zij het wel. Dat Mies Bouwman zelf Pedro kan aannemen als werknemer komt gek genoeg niet op in haar gedachten. Na de eerste twee baantjes adviseert Mies een baan als schippersknechtje, Pedro is het immers gewend op de stoomboot van Sinterklaas te werken. Even lijkt Mies Bouwman haar tekst te zijn vergeten, want ze begint met “schipper”, maar herstelt zich snel en noemt dan “schippersknechtje” als logischer optie voor een beperkt iemand als Pedro.

Eenmaal aan het roer van het schip stelt Pedro eens te meer zijn baas teleur, want hij ruikt de open zee dat hem doet denken aan de reis naar Spanje. Weer kan hij zijn drang niet bedwingen, iets dat de meeste volwassenen doorgaans best kunnen, en zet hij koers naar open water. De schipper wordt boos en, je raadt het al, Pedro wordt ontslagen.

 

vara

 

Teruggekeerd bij het orakel is Mies Bouwman boos. Ik weet het niet meer, je kan beter teruggaan naar Sinterklaas”, zegt de tv-coryfee, terwijl ze de deur in Pedro´s gezicht wil dichtslaan.
Pedro: “Ik hoor Sinterklaas al. Wat zal hij wel niet zeggen als hij hoort dat ik me vergist heb. Dat de mensen in Nederland helemaal niet zo aardig zijn.”
Mies: “Maar kan het niet een beetje aan jezelf liggen? Als je nou maar doet wat iedereen doet.”
Pedro: “Maar dat is moeilijk als je uit een ander land komt.”
Op zich heeft Pedro hierin gelijk, maar hij komt zelf toch al jaar in, jaar uit naar Nederland? Hij houdt van de aardige Nederlanders, hij kent alle kinderen bij naam en toch zou Pedro niet weten hoe hij zich moet aanpassen?

Piccolo

Omdat Pedro er van houdt om mooie pakjes dragen en van deur naar deur te gaan is zijn volgende baantje die van piccolo. In hotelklerkuniform, compleet met petje, sleept hij koffers af en aan. Qua koloniaal beeld van de zwarte man kan het bijna niet klassieker. En gaat het mis? Maar natuurlijk. Weldra verpest Pedro het door zich opnieuw, alsof hij kinds is, niet te kunnen bedwingen en buiten de hoteldeur geparkeerde schoenen te vullen met kadootjes. Als piccolo bonst Pedro ´s nachts hard op de deuren en roept daarbij luidkeels Zijn daar nog stoute kinderen?”, wat tot hartverzakkingen van de slapende hotelgasten leidt. Ook zijn oorverdovende, nachtelijke trompetgeschal wekt ergernis.

 

‘Ongelukkigerwijs koos filmmaker Loet Steenbergen ervoor om de pietjes kadootjes te laten laden uit een goederenwagon identiek aan de wagons waarmee de nazi´s hun gevangenen tijdens de Tweede Wereldoorlog vervoerden’

 

Op het dak van het hotel aanbeland slaat Pedro vervuld met melancholie aan het zingen: Ben je anders, dan worden ze bang. Dan zeggen ze: dat is een rover, met zijn roverskleur en zijn roversgezicht.”

Rare gedachten, want tot dan toe heeft nog geen enkele figuur in de film iets dergelijks beweerd. Pedro verprutst dan wel zijn werk, maar hij heeft niets gestolen. Ook heeft zijn ontslag niets met zijn kleur te maken, maar met zijn ‘door instincten gedreven natuur’ en ‘klein aandachtsvermogen’, eigenschappen door Mies Bouhuys aan hem toebedeeld. Het verband tussen het niet kunnen behouden van een baantje en de kleur van Pedro wordt door de schrijfster zelf gelegd en is op niets gebaseerd.

Het collier

Een van de hotelgasten is een schatrijke dame, gespeeld door Ina van Faassen, die haar fortuin heeft verdiend met meel. In haar hotelkamer barst ze uit in een lied over hoe de wereld om meel draait en dat wie er teveel van heeft een deel zou moeten afstaan aan de noodlijdenden, waaronder de negers. Het lied wordt begeleidt met beelden van zwarte, naar voedsel graaiende handjes.

Als de rijke dame uitgezongen is doet zij de kostbare halsketting die zij draagt af en stopt het in een meelzakje. De dame wil dat Pedro een zakje meel voor haar op de post doet, maar geeft hem per ongeluk het zakje met het collier. Even later is het juweel zoek en is Leiden in last. “De rover! Mijn ketting!, schreeuwt zij uit, want er kan er maar één zijn die het gedaan heeft: Pedro.

Dat Balthasar, de witte assistent van de welgestelde dame, het in zijn zak gestoken kan hebben behoort blijkbaar niet tot de mogelijkheden.

Ondertussen is Pedro naar het postkantoor getogen om het meelzakje te versturen. Bij binnenkomst kruipt hij voor in de rij mensen die staan te wachten voor het loket en wordt hij vriendelijk verzocht om net als iedereen achter in de rij aan te sluiten. De reactie van Pedro: Waar waren ze toch gebleven? Al die vriendelijke, vrolijke mensen van vroeger?”. Een reactie waaruit weinig zelfkritiek blijkt.  

 

screenshot

 

In het postkantoor ziet Pedro een vacature als postsorteerder, geplaatst wegens de komende Sinterklaasdrukte. We zijn nog niet halverwege de musical en blijkbaar is het alweer bijna vijf december. Het ‘zwarte jaar’ is volgens Pedro gelukkig bijna voorbij.

Omdat Pedro gewend is in de weer te zijn met pakjes, is zijn nieuwe baantje als postsorteerder hem op het lijf geschreven. Toch maakt hij er weer een puinhoop van, letterlijk. De postpakketten worden op een hoop gegooid en geen van de pakketten komt op de juiste plek terecht. De essentie van sorteren, ordenen, kan Pedro volgens Bouhuys niet snappen: hij is naar zijn aard een rommelig persoon.

Of ligt het anders en is het luiheid? Pedro: Ik deed verschrikkelijk mijn best. Nou ja, een enkel keertje.
Werkzaam in het postkantoor wordt Pedro herkend door de rijke meel-dame waardoor hij op de vlucht slaat. Weer een baan kwijt door incompetent gedrag.

Intocht van Sinterklaas

Gelukkig is Sinterklaas in aantocht. Blij als Pedro is staat hij verlekkerd in de etalage van een bakkerij vol banketletters te turen. In het volgende shot zien we Pedro liften naar Willemstad, de Noord-Brabantse plaats waar in 1972 de officiële jaarlijkse intocht van Sinterklaas gevierd zou worden.

Terwijl de auto´s aan hem voorbij razen concludeert Pedro: Iemand als jij nemen ze niet mee.”
Logische vraag: als dat zo is, waarom ga je daar dan staan?

Om toch de reis naar Willemstad te kunnen bekostigen verkoopt Pedro zijn pietenpak. Al geeft de koper er niet veel voor, toch kan hij er de treinreis naar Willemstad van betalen. Als een kind zo blij ziet hij daar de Sint aan wal komen.

Ondertussen aan Signor Piet, gespeeld door Piet Römer, de taak om Pedro terug te vinden. Terwijl Signor Piet Mies Bouwman ondervraagt, die aangeeft ‘de verdachte’ te kennen en haar rol als vriendelijk orakel volkomen vergeten lijkt te zijn, komt Pedro naar hen toe en vraagt naar Sinterklaas. En weer blijkt de meel-dame, ze is overal, in de ruimte aanwezig te zijn. Ze blaast op een politiefluitje en Pedro slaat op de vlucht.

Operatie Pepernoot

Wat volgt is een meezinger van de pietermannetjes die ‘de dingetjes weten te staan/die naar de zoete kinderen gaan.
Ongelukkigerwijs koos filmmaker Loet Steenbergen ervoor om de pietjes kadootjes te laten laden uit een goederenwagon identiek aan de wagons waarmee de nazi´s hun gevangenen tijdens de Tweede Wereldoorlog vervoerden.

De zingende pietermannetjes missen Pedro. Hij kon een hoop dingen beter dan zij, wat veel zegt over hun eigen beperkingen.

Signor Piet gaat onder de codenaam ‘Operatie Pepernoot’ op onderzoek uit. Volgens mij had het beter ‘Operatie Pedro’ kunnen heten, maar dat terzijde. Signor Piet, niet ontdaan van jaloezie, beschouwt zijn collega Pedro als een crimineel. Volgens hem keert een misdadiger altijd terug naar het plaats delict en dus moet Pedro daar gezocht worden. Op naar de meelfabriek, waar Pedro tot dan toe nog niet geweest is en waar hij dus ook niet gevonden gaat worden. De welgestelde meel-dame denkt ondertussen mee. De meel-dame: Weet u wat ik geloof? Dat dat Pedro´tje tot een grote bende behoorde. Misschien wel honderd man, misschien wel allemaal zwart.”

Omdat Pedro een kindervriend is gaat men op zoek naar zijn vriendjes Annabel en Camille, die op hun beurt ook naar de Zwarte Piet zoeken. Pedro blijkt zich loeihard trompet spelend ‘koest te houden’ in een molen, waar Annabel en Camille hem vinden. Signor Piet is hen gevolgd en eenmaal aanbeland bij de molen ziet hij Pedro, wit van het meel, aan voor de molenaar. De grap van Zwarte Piet die onder het meel of deeg zit en wit wordt is er overigens eentje uit de oude doos, zie hier en hier.

Signor Piet vindt het meelzakje met de halsketting en wordt op hetzelfde moment betrapt door de meel-dame. Die ziet hem aan voor de dader, maar Signor Piet verdedigt zich door aan te geven dat Pedro het meelzakje verstuurde en dat het aan de afzender geretourneerd is, met ketting en al. De meel-dame ziet in dat ze zich al die tijd vergist heeft.

Waarom Signor Piet vervolgens dan toch geboeid wordt afgevoerd is een raadsel, maar Pedro kan in ieder geval weer terug naar Sinterklaas en speelt een mooi trompetdeuntje voor hem.

Het is weer feest.

Andijvie

Voor kinderen hoeft een verhaal niet consequent te zijn. Die genieten ervan zolang het spannend is of het nu klopt of niet. Het zwarte jaar van Zwarte Piet zou een onschuldige kinderfilm zijn, ware het niet dat Mies Bouhuys de kinderen een prangende boodschap wilde meegeven. Over de inhoud van de boodschap in deze musical, die blijkbaar iets met andijvie te maken heeft, verklaart zij in De Tijd van 4 december 1972:

 

zwartejaar

 

De film moet dus over discriminatie gaan. Zwarte Piet als het symbool van de arme kleurling die in november als held onthaald wordt, maar na het kinderfeest ook meteen weer moet opzouten. Om dat beeld te schetsen vindt Pedro in de film bij geen enkel pension of hotel onderdak. Iets dat onrealistisch lijkt aangezien Nederlanders geld niet schuwen en een betalende klant als Pedro nooit zouden weigeren.

Hoe dan ook, in de film kan de hulp van Sinterklaas nergens terecht behalve in een opvanghuis voor Turkse gastarbeiders. Pedro: Toen ik eindelijk begrepen had dat ik hier een vreemdeling was, vond ik een kamer.”

In de film wordt niet één rol gespeeld door een zwarte acteur. Alle Zwarte Pieten, de kinderpietjes inclusief, zijn donker geschminkte blanken. Alleen voorgenoemde gastarbeiders lijken door echte Turken gespeeld. Al hoeven die alleen maar verward om zich heen te kijken en hebben ze geen tekst.

Mies Bouhuys is er met deze film dan ook niet in geslaagd om haar boodschap in de praktijk te brengen. In wezen bevestigt zij als geen ander de vooroordelen rond de kleur van Zwarte Piet. Hij is dom, kinds, kan niks en gedraagt zich asociaal. De baantjes, allemaal in het genre ‘knechtje van’, kan hij volgens Bouhuys alleen maar verprutsen.

Kortom, Zwarte Piet is de ultieme onbetrouwbare werknemer en dat heeft puur met zijn natuur als Zwarte Piet te maken. En met zijn ‘roverskleur’, want rovers zijn altijd zwart, aldus Bouhuys.

Quinsy Gario

Wat Bouhuys met deze musical deed is goed vergelijkbaar met wat Zwarte Panter Quinsy Gario en Grijze Wolf Zihni Özdil stelselmatig doen: door een karikatuur te maken van hoe de witte Nederlander naar de zwarte landgenoot kijkt, namelijk door en door racistisch en discriminerend, zijn zij zelf degenen die moedwillig een kloof creëeren tussen zwart en wit. Een niet bestaande kloof zoals Pedro die ervaart in Het zwarte jaar van Zwarte Piet.

De film toont aan dat het Sinterklaasfeest zich er niet voor leent om het onderwerp discriminatie aan te snijden. Zwarte Piet is namelijk fictie, discriminatie jammer genoeg niet.