Column

Oorlogsfotografie vraagt om slechte fotografen

05-10-2016 09:01

Jeroen Oerlemans is door een sniper van ISIS doodgeschoten in Libië. Hij had een niet te stillen drang om de wereld via zijn foto’s te vertellen hoe een oorlogsgebied eruit zag. De strijders, de bevolking, de vernietigde stad, de waanzin. Het mocht niet ongezien blijven. En om dat verhaal via beeld te vertellen moest Oerlemans letterlijk in de vuurlinie gaan staan. Een fotograaf moet nu eenmaal om het hoekje kijken, achter een heuvel of muurtje blijven staan levert niets op. Een fotograaf moet zich blootstellen. Fotocamera versus kalasjnikov, bij voorbaat een ongelijke strijd.

In een interview zei Jeroen Oerlemans ooit dat geen enkele foto het waard is om voor te sterven. Maar toch nam hij een welbewust risico toen hij besloot om naar Libië af te reizen.  Dat duidt erop dat hij dan wellicht een foto niet waard vond om voor te sterven, maar de oorlogsfotografie in algemene zin wel belangrijk genoeg vond om er risico voor te lopen. Risico op het grootste offer dat een mens kan brengen, zijn eigen leven.

Als je bereid bent om je leven te geven voor oorlogsfotografie moet je een idealist zijn. Je moet overtuigd zijn van het nut van jouw foto’s. Als je in een oorlogssituatie in staat bent jezelf in de vuurlinie op te richten om de gruwelijkheden van de oorlog vast te leggen, moet je de kracht hebben om te geloven in de helende werking van jouw foto.  Om de verschrikkingen van de oorlog tot in zijn poriën vast te leggen moet je geloven in de goedheid van de mens. Een cynisch mens meldt zich niet met slechts een camera als wapen, in oorlogsgewoel.

En juist het gebrek aan cynisme zorgde ervoor dat Oerlemans een slecht fotograaf was. Zijn composities en belichting voldeden niet aan de basale richtlijnen van de fotografie. Geen kunstmatige effecten om de boel verder te dramatiseren. En dat maakt zijn foto’s nog indrukwekkender en zijn dood een enorm gemis. De wereld heeft meer van dit soort slechte fotografen nodig.